《文法》オランダ語の文法用語（英語 / 日本語）
ーオランダ語レッスンにもういちど通ってみるよー

オランダ語の文法用語に、英語・日本語訳を付してまとめました。（A1）

品詞

名詞

Substantief (zelfstandig naamwoord)
noun / 名詞

• Genus (woordgeslacht)
  word gender /〔文法上の〕性
• masculinum (mannelijk)
  masculine / 〔文法的性の〕男性
• femininum (vrouwelijk)
  feminine / 女性形の（語）
• neutrum (onzijdig)
  neuter / 中性の（語）

代名詞

Pronomen (voornaamwoord)
pronoun / 代名詞

• - demonstratief (aanwijzend)
  demonstrative / 指示詞
• interrogatief (vragend)
  interrogative / 疑問文、疑問詞
• personaal (persoonlijk)
  personal / 人称（代名詞）の
• possessief (bezittelijk)
  possessive / 所有格（形の語句）
• reflexief (wederkerend)
  reflexive pronoun / 再帰名詞
• relatief (betrekkelijk)
  relative / 関係詞

動詞

Verbum (werkwoord)
Verb / 動詞

• modaal verbum auxiliaremodal
  auxiliary / 法助動詞
• reflexief (wederkerend)
  reflexive verb / 再帰動詞
• separabel (scheidbaar)
  separable / 分けられる、分離可能な
• Infinitief(onbepaalde wijs, hele werkwoord)
  Infinitive / 不定詞
• Verbum finitumfinite
  verb / 定形動詞
• Participium ((voltooid) deelwoord)
  past participle / 過去分詞
• Stam
  stem / root word / base / theme / 語幹、基語
• Passief (lijdende vorm)
  passive voice / 受動態

形容詞

Adjectief
Adjective / 形容詞

• Attributief
• Attributive / 限定詞の

接続詞

Conjunctie (voegwoord)
Conjunction / 接続詞

- coördinerend (nevenschikkend)
- coordinating / 等位接続詞

-subordinerend (onderschikkend)
Conjunction subordinate / 従属接続詞、従位接続詞

副詞

Adverbium (bijwoord)
adverb / 副詞

前置詞

Prepositie (voorzetsel)
preposition / 前置詞

冠詞

Artikel (lidwoord)
article / 冠詞

数詞

Numerale (telwoord)
Numeral / 数詞、数字、数表示

• -cardinale (hoofdtelwoord)
  cardinal / 基数詞
• ordinale (rangtelwoord)
  ordinal / 序数詞

品詞関連

• Pluralis (meervoud)
  plural / 複数形（の）（語）
• Comparatief
  Comparative / 〔形容詞や副詞が〕比較級の
• Definiet (bepaald)
  Definite / 〔冠詞などが〕定の
• Indefinite (onbepaald)
  Indefinite〔冠詞や代名詞などが〕 / 不定の
• Singularis (enkelvoud)
  singular / 単数形、単数
• Superlatief (overtreffende trap)
  superlative / 最上級

統語

• Prefix (voorvoegsel)
  prefix / 接頭辞
• Suffix (achtervoegsel)
  suffix / 接尾辞
• Bijzinsubordinate
  clause / 従属節
• Antecedent
  Antecedent / 先行詞
• Subject (onderwerp)
  subject / 言語学》主語、主部
• Predicatief
  Predicative / （叙）述語
• Direct object (lijdend voorwerp)
  Direct object / 直接目的語
• Indirect object (meewerkend voorwerp)
  Indirect object / 間接目的語
• HoofdzinMain
  sentence / 主文

法

• Imperatief (gebiedende wijs)
  imperative / 命令法（の）
• Zou / Zouden
  (hier: onvoltooid verleden toekomende tijd)
  conditional / 条件文、条件語句、条件節

時制

• Futurum(onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd)
  future tense (present) / 未来時制
• Perfectum (voltooid tegenwoordige tijd)
  present perfect / 現在完了（形）
• Presens (onvoltooid tegenwoordige tijd)
  present tense / 現在時制
• Imperfectum (onvoltooid verleden)
  imperfect (simple past) / 未完了時制の、未完了時制動詞、（単純過去）

発音

• Vocaal (klinker)
  vowel / 母音
• Consonant (medeklinker)
  Consonant / 子音
• Syllabe (lettergreep)
  syllable / 音節
• Accent
  stress / 強勢、アクセント

分類未確認

• Declinatie (verbuiging)
  Declension / 語形変化
• Diminutief (verkleinwoord)
  Diminutive / 指小辞［語］
• Inversie
  Inversion, anastrophe / 〔語順の〕倒置
• Negatie (ontkenning)
  Negation / 否定の言葉・考え・表現、否定
• Orthografie (spelling)
  Orthography (spelling) / 正字法、正書法
• Vraagzin
  interrogative sentence / 疑問文

感想とか…

英語は品詞を覚えると修得がはやい…と聞いたのはもう何年前のことだろう。そのときに真摯に品詞と向き合っていればよかったワ(;^_^A

オランダ語は英語と語順（品詞の並ぶ順番）がけっこう違います。なので語順の解説を読んだり聞いたりするときに、文法用語を知っている必要があります。

英語の文法用語もあやふやなままでズルズル生きてきたので、日本語訳を付して整理しておく良い機会かなと思いました。